De amandelwolfsmelk (Euphorbia amygdaloides) is te vinden in het bosgedeelte achter de woning. Het is één van de twaalf inheemse soorten uit dit geslacht en staat op de rode lijst.
De naam Wolfsmelk heeft te maken met het giftige melksap dat vrijkomt als je de stengel doorbreekt. Het sap heeft een bijtend en branderig effect en de 'wolf' (= de duivel) werd gezien als de veroorzaker. Dit geldt voor alle soorten binnen dit geslacht.
Er zijn twee verklaringen van de wetenschappelijke naam Euphorbia.
1. Euphorbios, de Griekse lijfarts van koning Juba de Tweede van Mauretanië gebruikte planten van het geslacht Euphorbia als geneeskruid.
2. Euphorbia komt van eu (goed) en pherboo (voeden), omdat het melksap werd gebruikt ter genezing van teringlijders.
In het wild kom je deze soort in ons land alleen maar tegen in Zuid-Limburg, want hij houdt van kalk en open, oude loofbossen. Op het verspreidingskaartje van Floron staan echter meer vindplaatsen, maar men vermoedt dat dit allemaal ontsnapte tuinexemplaren zijn. Het is namelijk een populaire tuinplant door de grootte en de vaak fraaie paarsrode tint. Dat laatste levert verwarring op met de tuinplant E.amygdaloides “robbiae”. Deze heeft echter meer leerachtige, glanzende bladeren en een ver lopende wortelstok.
De bloemen van de amandelwolfsmelk zijn man of vrouw (dat noem je eenslachtig). En aangezien beiden op dezelfde plant huizen noem je dit ook eenhuizig.Uit het centrum van de rozet ontwikkelt zich de schermvormige, rijk vertakte bloeiwijze (schermen met vijf tot tien hoofdstralen). De paren van schutblaadjes in de bijschermen zijn aan de voet tot 'schoteltjes' vergroeid. De honingklieren op de rand van de schijnbloemen zijn halvemaanvormig, met hoornvormige uiteinden. Uit het vruchtbeginsel ontwikkelt zich een kluisvrucht van 3 tot 4 mm groot, voorzien van drie groeven en fijne puntjes.