Als je onder de poort staat, gezicht naar de vijver en je slaat linksaf, loop je tegen Mont Marcel aan. Daar staan heel veel bloemplanten maar als je goed kijkt, zie je er ook een vertegenwoordiger uit een familie die al eeuwen op deze aardbol groeien ik heb het over de varens. Om wat specifieker te zijn deze soort hoort thuis in de streepvarenfamilie
(Aspleniceae).De naam is schubvaren
(Asplenium ceterach) (foto1) Het is een inheemse, in de winter groenblijvende soort, die op de rode lijst van beschermde planten staat. Asplenium komt van het Griekse
a (niet) en
splen (milt) omdat men dacht dat het bij gebruik als geneesmiddel, een opgezwollen milt zou doen inkrimpen. De oude volksnaam
miltkruid heeft hier ook alles mee te maken. Voor ceterach heb ik twee verklaringen gevonden.
1. Céterach = in het Arabisch milt. (waarnemingen.nl)
2. Ceterach komt van het Arabische cheterak of sjetrak of het Latijnse cetra (schaal). (wilde planten.nl)
De varens behoren net als de Wolfsklauwen en de Paardenstaarten tot de sporenplanten. Ze planten zich dus niet voort via zaden maar produceren echter heel veel minuscule sporen.
De leden van deze streepvarenfamilie (Aspleniaceae) zijn allemaal uitgerust met langwerpige tot lijnvormige, ovale sporenhoopjes (sori). Deze zitten, net als bij alle andere varens, aan de onderkant van de bladeren en zijn vaak kenmerkend voor een soort. Ze worden omsloten door rudimentaire, zilverachtige schubjes, die later roestbruin kleuren. Hier heeft de soort ook zijn naam aan te danken.(foto2)
Uit een dikke, korte, zwartbruine, vertakte wortelstok groeien de 3-20 cm. lange, omgekeerd eivormige tot (lijn)-lancetvormige bladschijven.(foto3) De bladsteel is aan de onderzijde bleekbruin en bezet met schubben maar bovenin groen. De dicht opeenstaande bladeren zijn enkelvoudig geveerd maar diep veerspletig naar de top en hebben 9 tot 12 eironde of eirond-langwerpige, korte, gave afwisselend staande deelblaadjes.
Er zijn uit België en Nederland in totaal negen inheemse soorten bekend die behoren tot de streepvarens. Van deze negen hebben wij er nog twee in de tuin namelijk de tong- en steenbreekvaren. Helaas heeft de zwartsteel het niet gered. Het zijn alle negen soorten die voornamelijk op rotsen (vooral op kalksteen) in rotsspleten, op oude muren of op puinhellingen groeien. Op die plekken kan het soms zeer droog zijn en dat is voor vaatplanten in het algemeen niet erg fijn. Echter de soorten die hier groeien, zijn er meestal wel op aangepast, zo ook deze schubvaren. Om te beginnen kunnen ze tot wel 95% water verliezen zonder schade op te lopen* De plant heeft vervolgens nog een goed verdedigingsmechanisme tegen verdroging. Het rolt de bladeren op om zo verdamping van vocht te beperken. De linker en de rechter deelblaadjes krommen naar elkaar toe en passen bijna als een ritssluiting in elkaar en vormen dan een kokertje. Verdamping is dan beperkt, maar koolzuurassimilatie gaat dan ook niet. Dat moet in vochtiger perioden worden ingehaald. Als er weer vocht beschikbaar is, ontvouwt het blad zich en ziet er weer levendig uit. Dit doet me denken aan de woestijnplant roos van Jericho. Toch behoort de soort niet tot de echte xerofyten (droogteminners) want een temperatuur van +60° overleeft de plant niet.
De schubvaren is zeldzaam en in grote delen van ons land zelfs zeer zeldzaam. De verspreidingsatlas laat zien dat de plant vooral in het westen van het land voorkomt. (
https://www.verspreidingsatlas.nl/0301) Hier lijkt het urbane milieu het meest op de oorspronkelijke standplaats. De door de wind verspreide sporen vinden hier een goede kiemplek op muren en tegenwoordig ook in straatputten. Die laatste vindplaats is nieuw en verassend te noemen vanwege de schaduw. Nederland ligt aan de noordrand van het verspreidingsgebied in Europa. Over deze verspreiding heeft een andere vrijwilliger, Nigel Harle, in 2009 ook al eens een uitgebreid artikel geschreven in het Natuurhistorisch maandblad.** Hierin kun je onder andere lezen dat de soort toen zeldzamer was. Sinds 2010 wordt de soort soms ook terrestrisch
(in de aarde wortelend) aangetroffen.*
We zijn blij met deze bijzondere plant in de tuin. En wat ons nog blijer maakt, is het feit dat de soort zich heeft uitgezaaid op Mnt. Marcel. We hebben inmiddels drie exemplaren. Elke keer als ik een stukje schrijf over een plant denk ik: ”Wat is die natuur toch vindingrijk.” Ik blijf me verbazen en hopelijk u met mij.
*Nova flora Neerlandica 2021