De Tuin van Sjef Nieuwsbrief
November 2023
|
|
|
|
Beste
Dit najaar is nat en warm, waardoor alles lang groen (en oranje, geel en rood natuurlijk) blijft. Toch merken we uiteraard wel dat we naar de winter toegaan. De dagen worden korter, de bomen raken hun blad kwijt en alles komt steeds meer in rust. Een mooi moment om terug te blikken op de afgelopen roerige periode. Een periode met leuke activiteiten en positieve ontwikkelingen, maar ook de periode waarin we Marcel zijn kwijtgeraakt. In de nieuwsbrief van februari 2018 (zie website) staat een stukje van hem en in deze nieuwsbrief kijken we terug op wat hij voor ons en de tuin heeft betekent.
We wensen jullie heel veel leesplezier en een gezellige winterperiode.
|
|
|
|
De nieuwe stapelmuur oogst veel bewondering. Bezoekers vinden het mooi om te zien hoe zo'n muur is opgebouwd. Maar uiteindelijk is het doel natuurlijk dat er zoveel mogelijk planten op gaan groeien en er zich beesten in thuis gaan voelen. Omdat de herfst de beste plantperiode is, hebben we onlangs een aantal soorten in de muur aangebacht. Het gaat om onder andere Verfbrem, Paarse morgenster, Hokjespeul, Wit vetkruid, Zacht vetkruid, Tripmadam, Karthuizer anjer, Voorjaarshelmbloem, Slangenkruid en Geel zonneroosje.
Kassiël Gerrits kweekt op ons verzoek en in overleg in zijn tuin op Parkweg 94 in Arnhem planten op. Hij heeft daar de goede omstandigheden voor en kan ze goed in de gaten houden. Ideaal voor ons. Op deze manier hebben we op verschillende plekken in de tuin nieuwe aanwinsten kunnen planten zoals
Bolderik die ingezaaid is in de akker en Melige toorts en Kleinbloemige salie, die behalve op de nieuwe muur ook op de helling met Zeepkruid zijn aangeplant.
Waar we erg blij mee zijn, is dat er een aantal jongere mensen hebben aangegeven ook regelatig in de tuin te willen helpen. Zo heeft Andrea Pijnappels zich aangesloten bij de beheergroep waar ze nu iedere woensdag van de partij is en vaak met Eward samen het snoeiwerk op zich neemt. En ook Lieke Jager is nieuw als vrijwilliger en doet regelmatig klussen voor ons.
En ook al moeten we Marcel missen, zijn nalatenschap houden we in ere. Zo hebben we een aantal weken geleden het roggeveldje opnieuw ingezaaid. De rogge is intussen al goed opgekomen en we hopen dat er veel akkerkruiden tussen gaan groeien.
|
|
|
|
Materialen geleverd voor verbetering van de schuur |
We gaan weer aan de slag in de schuur. Uiteindelijk is het de bedoeling dat we daar activiteiten- en overlegruimte van maken. Er zijn een aantal noodzakelijke materialen geleverd en diverse mensen hebben aangegeven te willen helpen. Nu de vloer erin ligt en de lekkage aan het dak verholpen is, kan er worden gestart met het aanleggen van de electriciteit, het vervangen van de rotte kozijnen en het isoleren van de wanden.
|
|
|
|
Omdat het IVN haar jubileum vierde, hebben we twee keer een groep IVNers mogen rondleiden door de tuin. Leuk om deze zeer geïnteresseerde mensen op bezoek te hebben. Maar ook de gebruikelijke enorme toestroom op monumentendag is leuk, omdat er dan veel mensen gewoon nieuwsgierig zijn en even komen kijken en vaak heel verrast zijn. Dit jaar waren we alleen op zaterdagmiddag open, waarop we ongeveer 65 mensen mochten ontvangen.
Naast de tuinbezoeken waren er ook lezingen. Op 18 augustus gaf Herman Heskamp een lezing over vleermuizen. De lezing was erg boeiend, maar tot verbazing van hemzelf en de andere aanwezigen werd er geen enkele vleermuis gespot. Maar er werden er wel een paar met de detector waargenomen. De tweede lezing was van Cor van Hoften over urbane flora, de planten die we gewoon overal op de stoep tegen kunnen komen. Verbazingwekkend hoe sommige planten zich op de meest schrale stukjes kunnen vestigen. Leuk om iets meer te weten over deze mede-stadbewoners, al zijn we niet met alle soorten even blij.
En dan is zondag alweer de laatste keer dat de mooie expositie 'Verweven Leven' te bezoeken is in de nieuwe ruimte . Die dag eindigt met muziek. Kijk voor meer informatie op onze website en op die van Stichting Nieuwe Ruimte.
|
|
|
|
Marcel Bolten: een enthousiaste plantenkenner |
Onze zeer gewaardeerde vrijwilliger Marcel Bolten is op 13 september overleden. In 2017 is hij samen met zijn vrouw Mieke vanuit Overasselt naar Velp verhuisd. In Overasselt had hij een enorme tuin met veel inheemse planten. Hij zocht voor bijzondere exemplaren uit die tuin een toevluchtsoord en vond in de Tuin van Sjef een mooie plek voor die planten en medeplantenliefhebbers. Hij heeft zijn stempel op de tuin gedrukt door nieuwe biotopen te ontwikkelen en door rondleidingen te geven. Bij Staatsbosbeheer was hij de specialist in akkerkruiden. Dat leek hem ook mooi voor de Tuin van Sjef en daarom heeft hij hier een roggeakkertje aangelegd. Dat wordt nu ieder jaar ingezaaid en de akkerkruiden zijn een welkome toevoeging. Ook heeft hij een nieuwe stapelmuur gebouwd, die we hier de Monte Marcel noemen, met daarop bijzondere soorten als Schubvaren, Betonie, Ruige scheefkelk en vele andere. De nieuwste toevoeging was een veengebiedje met o.a. Wollegras en Beenbreek, maar ook enkele soorten die wat minder gewenst waren hier.
Marcel was iemand met veel enthousiasme en een enorme plantenkennis. We missen de discussies met hem, zijn grote hoeveelheid kennis, en zijn enorme drive en levenslust. Hij heeft de laatste jaren veel tegenslag gekend, maar krabbelde telkens weer op en bleef optimistisch en naar de tuin komen. We vinden het heel erg jammer dat hij ons al zo vlug heeft verlaten en wensen zijn familie heel veel sterkte.
|
|
|
|
Op Nachtvlinderjacht onder het motto: wie het kleine niet eert....... |
Een tijd geleden vond ik, bij het sorteren van het papieren archief van Sjef, een blaadje met daarop het aantal aangetroffen dag- en nachtvlinders uit 1993. Het aantal dagvlinders stond toen op 20 en de nachtvlinders op 300. De tuin was net uitgebreid met de grote vijver en de puinheuvels hier rondom. De poort moest nog worden opgetrokken.
Volgens de vlinderstichting komen er heden ten dage nog 53 soorten dagvlinders en 2400 nachtvlinders in ons land voor waarvan er 1400 behoren tot de zogenaamde “micros” ofwel de Microlepidoptera. Nu was het een lang gekoesterde wens van mij om eens te kijken hoeveel nachtvlinders er in deze tijd nog door de tuin zouden vliegen. De Obsidentify app bestond nog niet in 1993. De kennis van al die nachtvlindersoorten zat, zoals heel veel andere kennis, opgeslagen in het brein van Sjef. Nu wist ik dat Martien van Bergen, lid van de KNNV afdeling Nijmegen, ook was gegrepen door het nachtvlindervirus. Hij trekt er regelmatig op uit om op verschillende plaatsen deze nachtbrakers te inventariseren. Dus heb ik Martien gevraagd of hij niet een keer een nacht in de tuin van Sjef wilde komen inventariseren. Hij vond dat een goed idee en is komen kijken wat de beste plek zou zijn voor het witte laken en de felle lamp. De plek was snel gevonden namelijk het akkertje dat net ontdaan was van al zijn rogge. Stroom was dichtbij dus niets stond een nachtelijk bezoekje meer in de weg.
Op de mooie zomeravond van 22 augustus was het moment daar. Tegen half negen werd alles opgesteld. Inmiddels hadden zich ook al wat meer vrijwilligers gemeld. Om 20.53 ging de zon onder en een kwartiertje later was het pas echt goed donker. We hoefden dan ook niet lang te wachten op de eerste vlinders. Nu zeg ik wel vlinders maar het beeld dat we hebben van vlinders is vaak gestoeld op de dagvlinders. Nachtvlinders zijn er vele malen meer en meestal zijn die een stuk kleiner. Martien had André Geelhoed, een ecoloog en nachtvlinderspecialist, die ook vaak mee gaat met de Nijmeegse club, uitgenodigd om mee te kijken. Het viel me op dat alles wat er op het laken terechtkwam, werd gefotografeerd. Dat is het voordeel van de huidige tijd. Als je een duidelijke foto van het beestje hebt, kom je al een heel eind in het bepalen van de soort. In de Obsidentify app zit inmiddels al een enorme database die je gratis kunt raadplegen. Ben je dan zelf ook nog in het bezit van de nodige tabellen bijv. die van de stichting Tinea (een database met 2000 foto’s van 1300 micro’s) of van de Sectie Snellen (onderdeel van de Nederlandse Entomologische Vereniging) dan kom je nog verder. Lukt het nog niet, dan zijn er altijd de internationale contacten van de specialisten van bepaalde groepen die dan het laatste zetje kunnen geven aan je determinatiepoging.
( 1)Je ziet hier Martien en André geconcentreerd op het laken kijken. Zij hadden aan een oogopslag genoeg om te zien of het ook daadwerkelijk een microvlinder was. Het kon namelijk ook maar zo zijn dat er geen vlinder landde maar een kokerjuffertje, want daarvan heb je ook vele kleine soorten. Allereerst wil ik jullie de wat “grotere” vlindersoorten voorstellen van de in totaal 75 waargenomen insecten. De echte micro soorten komen in de volgende nieuwsbrief aan de orde. De foto’s bij dit stuk zijn allemaal gemaakt door Martien.
De eerste soort is een inmiddels bij iedereen wel bekende verschijning namelijk de Buxusmot (2) (Cydalima perspectalis) Het 2 cm grote beestje komt oorspronkelijk uit Azië (Japan, Zuid-Korea, China). Vermoedelijk is het in 2007 in Duitsland geïntroduceerd via import van Buxusstruiken uit Azië. In dat jaar werd hij ook in Nederland gesignaleerd. Helaas heeft ook onze bijna 40 jarige buxus het loodje moeten leggen. De eerste keer dat ik deze vlinder zag was op een KNNV reis in België. “Wat een prachtvlindertje”, riep ik toen verbaasd uit. En dat vind ik nog steeds ondanks het feit dat het inmiddels wordt beschouwd als een invasieve exoot. De beste manier om hem te bestrijden is om de rupsen weg te vangen.
De tweede soort was voor mij geheel onbekend en dat gold voor heel veel soorten die we deze avond zagen. De Bruine sikkeluil (Laspeyria flexula) (3) met een vleugellengte van 13-15mm was rond 2010 nog zeldzaam maar breidt zich sinds 2013 snel uit. De rupsen eten voornamelijk korstmossen van loof- en naaldbomen. Het staat op de rode lijst als bedreigd. Een soort die eerder afkomt op smeer dan op licht, kortom een leuke waarneming dus.
De volgende rode-lijstsoort bleek qua determinatie erg lastig want de Psi- uil (Acronicta psi) en de Drietand (Acronicta tridens) (4) lijken erg veel op elkaar. De voorvleugellengte is slechts 17-20mm en alleen door genetaliënonderzoek kunnen ze van elkaar worden onderscheiden. Ga er maar aanstaan. Een feit blijft wel dat het een mooi nachtvlindertje is.
De zeer algemene Parelmoer- of Brandnetelmot (Pleuroptya ruralis) (5) behoort tot de grotere grasmotten met een spanwijdte van 26-40mm. Onder bepaalde lichtomstandigheden is er een veelkleurig parelmoerachtig schijnsel zichtbaar, waarnaar de Nederlandse naam verwijst. In het Engels heet de vlinder om dezelfde reden Mother of Pearl. De rupsen leven vooral op de grote brandnetel en die staan er hier genoeg. Ze overwinteren ook nog als vlinder.
De mooiste vond ik wel de zeer algemene Zilveren groenuil (Pseudoips prasinana) (6) De voorvleugellengte bedraagt hooguit 19mm. Kenmerkend zijn de drie schuine, ruwweg evenwijdig lopende zilverachtig, witte dwarslijnen. De eveneens groene rups overwintert als pop in een stevige cocon in de vorm van een bootje, vastgemaakt op of onder een blad van de waardplant bijvoorbeeld hazelaar of eik.
Het laatste motje dat ik nu wil laten zien, is er een met een grappige naam namelijk de algemeen voorkomende Berkenpedaalmot (Argyresthia goedartella) (7) met een maximale vleugellengte van 13 mm. De soort is behoorlijk variabel in tekening. De rupsen leven in katjes van bijv. Els en Berk. Pedaalmot is gebaseerd op de wijze waarop deze soorten rusten namelijk met opgeheven vleugels. Deze opgeheven houding doet denken aan het voetinstrument pedaal, als in bijvoorbeeld 'gaspedaal'. Het is een minibeauty vind ik.
Om te laten zien dat het vaak voor een leek niet makkelijk is om aan dat minispul te zien of je met een vlindertje van doen hebt , laat ik ook nog een heel ander exemplaar zien. Dit is een heel klein schietmotje Orthotrichia costalis (8) nog zonder Nederlandse naam. Deze familie lijkt op micro nachtvlinders maar de vleugels hebben haren i.p.v. schubben. In de Benelux zijn er ongeveer 230 soorten te vinden. Het merendeel is erg klein. De meeste soorten leven als larve onder water en worden kokerjuffers genoemd omdat ze kokertjes bouwen van allerlei materialen om hun lijf te beschermen en te camoufleren. Een zeer interessante familie die we misschien nog eens in een andere nieuwsbrief zullen behandelen. Volgende keer eerst het tweede deel van de tweeluik over de nachtvlinders uit de tuin van Sjef.
Cor van Hoften
|
|
1
2
3
4
5
6
7
8
|
|
Volg de ontwikkelingen in de tuin op onze website:
Hou ook onze facebookpagina in de gaten:
|
|
|
|
|