De blik van Ben
Een bezoek aan het Muiderslot is in hartje winter een aantrekkelijke en gezonde bezigheid. Het is een weliswaar forse wandeling vanaf de op ruime afstand van het kasteel gelegen parkeerplaatsen, door beschermde binnenstad van Muiden naar het Muiderslot. Het kasteel is weliswaar binnen dezelfde zestiende-eeuwse omwalling gelegen als het stadje, maar heeft ook een zekere afstand tot de eigenlijke stad. Dit is ook de reden dat het kasteel nog een rol bleef spelen in de Oude Hollandse Waterlinie, lang nadat de graven en ridders waren vertrokken.
Al glibberend door de met sneeuw was ik op weg naar het symposium in het slot met de toepasselijke titel ‘Stad & Slot in de Middeleeuwen’.
Acht sprekers, zowel middeleeuwse historici als archeologen en bouwhistorici, bogen zich die woensdag 23 januari over dit interessante onderwerp. Iedere spreker behandelde de vraag naar de verhouding tussen kasteel en stad vanuit zijn eigen vakgebied en enkelen waren in staat over de grenzen ver over hun vakgebied maar ook over landsgrenzen heen te kijken. De consolidatie van de grafelijk macht van Floris V in het opstandige Westfriesland in de late 13de eeuw werd door de Leidse hoogleraar middeleeuwse geschiedenis Peter Hoppenbrouwers niet alleen vergeleken met de kastelenpolitiek van de Engelse koning Edward I in Wales in dezelfde tijd, maar minder voor de hand liggend ook met de burchten van de Duitse Orde in het verre Balticum en zelfs met die in Zuid-Italië.
Kastelen en steden hadden volgens sommige sprekers in de middeleeuwen veel gemeen. Ze hadden allen hoge muren, diepe grachten en ook monumentale poorten en torens. Toch stelde professor Dick de Boer vast dat deze verdedigingswerken pas in de late veertiende eeuw in hun stadsrechten daadwerkelijk werden vermeld. Alleen in de genoemde oorkonde van 1122 werd de aanleg van een wal rond Utrecht vastgelegd. Dat de graafwerkzaamheden voor de wal om de stad Utrecht niet alleen door de inwoners van de nieuwe stad, maar ook de bevolking uit de omgeving moesten worden uitgevoerd, werd expliciet vermeld. Ook aan de plattelandsbevolking bood de omwalling van de stad immers bescherming. Dat ze daarvoor hun boerderijen onbeschermd moesten achterlaten was blijkbaar geen punt van discussie.
Opmerkelijk is dat stadmuren in de meeste stadsrechten niet expliciet werden vermeld. Dit heeft er mogelijk mee te maken dat ze in de ogen van de landsheer een vanzelfsprekendheid waren. Pas toen het in de late veertiende eeuw blijkbaar niet meer van zelfsprekend was, kwamen de versterkingen vaker in de stadsrechtoorkonden voor. Niet alleen landsheren konden kastelen stichten, stadsbesturen hadden in tijden van zwak landsbestuur, zoals de veertiende eeuw, een eigen kastelenpolitiek. Zo bouwden zowel de IJsselsteden als de stad Groningen volgens Diana Spiekhout niet alleen zelf kastelen als onderdeel van verdedigingslinies, maar braken ook veel kastelen van edelen af, zodat hun internationale handel vanuit deze kastelen niet langer zou worden bedreigd.
Het voorgaande is een kleine keus uit de vele thema’s die de sprekers aansneden en waar zij met de zaal over discussieerden. Hopelijk worden de lezingen gepubliceerd. Over twee jaar is op het Muiderslot weer een kastelensymposium gepland. Ik kijk ernaar uit..
|