Beste Beste ,
 
Volgende week dinsdag 9 december is de laatste 'klassieke muziek' van dit jaar in Omikron  Om 14.00 uur natuurlijk.
 
 De nota's van vorige keer staan hieronder : 
 
 
Duitse barok naast J.S.Bach en G.Ph.Telemann     kennisbeurs  4.11.2025
 
Duitsland was niet één land in de zeventiende eeuw. Er waren meerdere oorlogen en de pest deed er haar vernietigende ronde. Maar het werd beter na het einde van de dertigjarige oorlog. De Duitse ‘koninkrijkjes’ konden zich méér veroorloven en aan de ‘hoven’ nam men muzikanten in dienst.
Dat was zo voor de familie Bach (er waren er 82, vooral organisten) en voor Telemann. Maar de andere ‘rijkjes’ hadden ook personeel nodig. En dan nog liefst de beste muzikanten en componisten. Standing was er zeer belangrijk.
H et voorbeeld was Frankrijk en Italië voor de orkestsuites en de opera. Er was alleen kerkmuziek en Wereldse muziek aan het hof. Hier volgen enkele belangrijke componisten uit die tijd (chronologisch).
 
Diederich Buxtehude   (°1637 Helsingborg (De.) - +1707 Lübeck (Du.))
 
Buxtehude was in de eerste plaats een buitengewoon organist en was als zodanig ‘buitengewoon’ belangrijk in Noord-Duitsland in die mate dat J.S.Bach naar Lübeck reisde om naar hem te luisteren. (In die tijd : te voet of per koets – 400 km).
Buxtehude bracht zijn jeugd door in Helsingborg (nu Zweden) en zal heel waarschijnlijk lessen gevolgd hebben bij meesters uit de streek maar men is niet zeker bij wie. We weten wel dat hij vanaf 1668 organist werd in Lübeck. Hij trouwde er met de dochter van zijn voorganger Franz Tunder. Omdat Tunder overleed kon Buxtehude de vacante plaats innemen. Buxtehude was buiten zijn ceremoniële verplichtingen ook boekhouder van de Mariakirche. Het zijn de improvisaties die zijn beroemdheid uitdroegen.
Naar het voorbeeld van Jan Pieterszoon Sweelinck componeerde Buxtehude Abendmusiken op bestelling van de lokale burgerij, vooral vocaal werk. De uitvoeringen werden een soort burger-concerten.
Het oeuvre van Buxtehude is redelijk omvangrijk – nog, terwijl er waarschijnlijk veel verdwenen is. Er zijn vier ‘reeksen’ : vocaal, orgel, klavecimbel en kamermuziek. Het is vooral zijn vocaal werk, zeer vernieuwend voor zijn tijd, is nu nog altijd, vooral in Noord-Duitsland, veel uitgevoerd. Zijn orgelwerk was van zeer grote invloed op zijn jongere tijdgenoten zoals J.S.Bach. Het werk van Buxtehude is gecatalogiseerd met kenmerk  BuxWV  gevolgd door een nummer.
 
Heinrich Ignaz Franz von Biber  (° 1644, Straz pod Ralskem (Cz) – 1704 Salzburg)
 
Hij was een Tsjechische componist en uitzonderlijke violist, die zijn opleiding kreeg bij de Jezuïeten in Opava (bij J.Vejvanovsky) en hij studeerde daarna verder in Praag, Dresden en Wenen. Hij kwam in dienst aan het hof van de aartsbisschop van Olomouc in Kromeriz. Zijn loopbaan werd dan verder gezet aan het hof van de aartsbisschop van Salzburg waar hij tevens rentmeester was.
Omwille van zijn verdiensten verkreeg hij van keizer Leopold I de adellijke titel ‘ Biber von Bibern’
Als je voor bisschoppen werkt dan is het al kerkmuziek die de klok slaat. Maar een beetje andere muziek heeft hij ook gecomponeerd ; twee opera’s bijvoorbeeld.
Speciaal zijn de 16 Rozenkranzsonaten voor viool en basso continuo omdat ze elk in scordatura geschreven werden. Scordatura (= letterlijk : vals spelen)   is het wijzigen van de stemming op de viool : de vier snaren staan normaal gestemd sol, re la mi. Maar bv. de sol kan gestemd worden in la. En dan verkrijgt men een gewijzigde klank. Biber deed hier 15 verschillende scordatura combinaties. (de laatste sonate in dezelfde ‘standaardstemming’ als de eerste.)
Van zijn composities citeren we verder : de Missa Salisburgiensis (voor 53 stemmen !) en de missa Bruxelliensis (het manuscript werd in Brussel teruggevonden ; ze is voor achtstemmig dubbelkoor en acht solisten plus orkest). Er zijn enkele ‘Batallia’s voor ensemble.
Biber was een voortrekker van de nieuwe muziek van zijn tijd. Hindemith noemde hem de grootste componist van voor Bach. Charles Burney schreef over Biber in 1790 : “Biber’s violin music is the most difficult and most fanciful of any music I have seen of the same period”.
Biber huwde Maria Weiss in 1672. Ze kregen 11 kinderen waarvan slechts 4 volwassen werden. Zoon Karel volgde hem op ; deze had Leopold Mozart als leerling.
Een groot deel van het werk van Biber is niet bewaard gebleven
 
Christoph Graupner  (°1683 Kirchberg - +1760 Darmstadt)
 
Graupner werd opgeleid aan de Thomaskirche te Leipzig. Hij werd er bevriend met J.F.Fasch die ook zijn leerling werd.
De loopbaan van Graupner was een beetje klassiek voor een muzikant toendertijd. Hij speelde een tijd klavecimbel in het orkest van de opera van Hamburg in dienst van de toen beroemde componist van opera’s en tevens dirigent Reinhard Keizer. Daarna tra hij in dienst van de landgraaf van Darmstadt ; hij bleef er 51 jaar ! De verplichtingen waren zowel kerkelijk als werelds. Opera trok hem hard aan, maar de markgraaf en Darmstadt had geen operagebouw. Daarom waagde Graupner zijn kans om Thomascantor te worden in Leipzig. Hij stuurde zijn cantate ‘Ach , Herr, lasst uns … ‘ (1157/21) daartoe in maar zijn werkgever greep in met het bevel ‘Graupner blijft ! ‘ en verhoogde zijn wedde. J.S.Bach werd dan later aangenomen. Dat was in 1722.
Graupner schreef aan het stadsbestuur van Leipzig : Hij verzekerde dat J.S.Bach een expert was in orgelcompositie zowel in religieuze werken als voor de hofkapel….en dat hij een man is die nauwgezet zijn opgelegde functies zal uitvoeren “
Graupner heeft dan maar twee andere opera’s meer geschreven. Wel zijn er van zijn cantates (kerkelijke) ‘slechts’ 1418 bewaard gebleven. Bij zijn instrumentale muziek vinden we 113 symfonieën en 85 ouverture-suites. Vele soloconcerten (44) en weinig kamermuziek (19 werken)
Graupner verkoos zachte muziek boven luide en majestueuze. Hij beheerste echter alle emoties.
Graupner werd tijdens zijn laatste jaren blind maar kon toch kapelmeester blijven. Hij wenste dat al zijn werken na zijn dood zouden vernietigd worden. De markgraaf verzette zich daar tegen en het werd zelfs een juridische kwestie. (De graaf won de zaak). Dank zij deze onenigheid is het werk van Graupner toch nog bewaard gebleven.
De catalogisering draagt het kenmerk GWV gevolgd door een nummer. Er is een Internationale Christoph Graupner Gesellschaft en één van de meest gerenommeerde Graupner experten is de Belgische Florian Heyerick (musicoloog en dirigent.
 De muziek van Graupner werd na zijn dood zowat onmiddellijk vergeten. Dat kon niet anders want Graupner had geen leerlingen die daarbij zouden helpen, en er waren geen partituren beschikbaar.  Reeds half 19de eeuw werd hij ‘herontdekt. Eerst door Ernst Paqué (vanaf 1845), dan door Friedrich Noach, musicoloog en dirigent en later door Paul Hindemith. Tijdens het Nazi regime in Duitsland werd Graupner’s muziek door de heersers geclaimd. Graupner heeft zich zeker in zijn graf geroerd ! Nu is men nog niet klaar met de integrale uitgave van Graupner’s werk. De Canadese musicologe Genevieve Solie zet zich daarvoor in. Carus Verlag doet de publicatie.
 
Johann Friedrich Fasch  (°1688 Buttelstedt (Thuringen) - +-1758 Zerbst)
 
Hij was een belangrijk componist, gerespecteerd door J.S.Bach en G.Ph.Telemann.
Fasch kreeg zijn opleiding in Leipzig, eerst als koorknaap aan de Thomasschule. Hij studeer verder rechten en muziek. Reeds vlug stichtte hij en ‘Collegium Musicum’ wat later het ensemble van het ‘Gewandhaus’ zou worden. Hij componeerde veel : zowel ouvertures naar het gangbaar model als opera’s.
In 1712 reisde hij wat rond en nam nog les bij Christoph Graupner. Hij nam een post aan als violist in Bayreuth (1714), verbleef daarna 2 jaar in Zeitz als organist en ‘Rathschreiber’ (hij had immers rechten gedaan) Tenslotte werd hij benoemd tot kapelmeester in Zerbst, waar hij tot zijn dood bleef.
In Zerbst componeerde Fasch nog vele ouvertures en feestelijke muziek en natuurlijk kerkcantates. Hij componeerde er twaalf jaargangen !
Fasch was uitgenodigd voor de post van Thomascantor in Leipzig (1722) maar hij ging er niet op in. J.S.Bach nam dan de post aan. J.S.Bach vond de muziek van Fasch zeer hoogstaand en kopieerde zelf vijf van diens orkestsuites !
Fasch liet zijn muziek niet uitgeven en veel is verloren gegaan (al zijn opera’s ! ) Gelukkig bezat Carl Philip Emmanuel Bach een groot deel van de kerkcantates en verder is er ander werk – in handschrift -  bewaard gebleven op plaatsen zoals Leipzig, Dresden, Berlijn en Brussel. Tot nu toe hebben we slechts 1 Passion, 14 missen, 100 cantates, 4 serenades, 60 concerto’s en 90 suites. Het werk van Fasch was zeer vooruitstrevend en kondigt de klassieke stijl aan.
 
                                                                              Nota’s : Karel Van Eycken            
 
 

 
 
Karel Van Eycken :: Klassieke muziek
 Kennisbeurs-Steenokkerzeel :: Maatschappelijke zetel: Moorbosstraat 29  1820 Steenokkerzeel (Perk)