In deze nieuwsbrief neem ik je mee naar het rijk der geneeskrachtige planten. Dit keer aandacht voor de Paardenbloem.
Paardenbloem - Taraxacum officinale
Composietenfamilie
Merkwaardig is dat de paardenbloem vóór de 15e eeuw nooit als zodanig in de kruidenboeken wordt genoemd. Pas in 1546 beschrijft Bock de plant als urinedrijvend middel. In de officiële geneeskunde had men in vroeger eeuwen weinig waardering voor de paardenbloem, al bleef het volksgebruik algemeen.
In het begin van de 20e eeuw leeft de belangstelling plotseling op, er ontstaat zelf een taraxacotherapie, die tot een veel bredere waardering leidt. Dat het gebruik zo algemeen wordt hangt misschien ook samen met het zeer algemene voorkomen. Overal vindt men de paardenbloem, het hele jaar door. Het is een moeilijk uit te roeien , overblijvend, kruid, dat na zonsopgang steeds blijmoedig zijn bloemen opent voor een ruime kring van belangstellenden. Bijen halen er honing uit, kinderen vermaken zich ermee en vroeg opstaande stedelingen gaan het als Molsla oogsten.
Als stamplant voor het geneeskundig gebruik is over deze plant het laatste woord nog niet gesproken. De bekende Nederlandse paardenbloemspecialist Professor van Soest komt tot bijna 200 soorten en ondersoorten binnen de aloude Taraxacum officinale, en de vraag is welke het meest werkzaam is.
Werkzame bestanddelen:
bitterstoffen, inuline, looistof, anorganische zouten, provitamine A, vitamine B, C, triterpeenderivaten, flavanoïden.
Eigenschappen:
aansterkend, bloedzuiverend, eetlustopwekkend, galsecretie-bevorderend, vitamine C-aanvullend.
Aambeien, aderverkalking, asthenie, cholesterol, geelzucht, huid, jicht, lever, malaria, nier- of galstenen, obstipatie, reuma, spataderen, voorjaarskuur, wrat.