Ze grazen, herkauwen en slapen. De kudde typeren als schaapachtig is zonder twijfel treffend, maar het is evengoed een enorme jij-bak. Hoe zou je kunnen weten wat er achter al dat gemekker schuilgaat wanneer er ophef is in schapenland?
De onze beginnen soms te blaten als die van de buren staan te mekkeren in hun eigen domein. Het lijkt wel een echoput. Ze kunnen elkaar niet eens zien, daarvoor liggen de landjes te ver uiteen. Gelukkig trekken onze schapen zich steeds minder aan van die lawaaimakers verderop, met hun lammetjes en hoge schattigheidsgehalte. Is het de kift?
Misschien bespreken ze van welke bomen ze mogen eten of de grasstanden. In ons weiland reikten de grassen aanvankelijk tot mondhoogte waar de buurman bijvoert met droog hooi, al is hij dit jaar wel gestopt met het maaien van de schapenwei.
Hoe ze hun dagelijkse kostje selecteren en verorberen, blijft een raadsel. Tot je buik in het eten staan: zou het zoiets zijn als een supermarkt waar alle verpakkingen opengeritst zijn en waaruit je dan naar believen kan mee-eten? Of lijkt het meer op een lockdown in een sushibar?
Het geblaat lijkt een externe oorzaak te hebben; een voorbijrazende trekker, een hond, een haas die even bang en schrikachtig is. Maar wellicht stel ik vermoede externe oorzaken vast die er niet zijn of heb ik de meeste bronnen van geblaat nog helemaal niet ontdekt. Laat staan de vraag of er enige emotie bij betrokken is. Daarbij heb ik het schapenvolkje er nog niet op kunnen betrappen met z’n zeventienen tegelijk te blaten: externe oorzaak of niet. Zo eenvoudig werkt het dus niet in een kudde. Je krijgt het idee dat kuddegedrag meer heeft van een optelsom van individueel gedrag, dan van volgzame groepsuitingen met uitblaters die voorop lopen. Want een ding weet ik inmiddels zeker: de ene kudde is de andere niet. En het ene schaap is het andere niet.
Ze lagen her en der te herkauwen, toen ik na drie keer tellen nog steeds op zestien kwam. De groep schaart zich blatend rond een schaap in nood, maar een levenloos schaap brengt geen hoorbare ophef teweeg. De schapenboer stelde ‘zomerlongontsteking’ vast. Of die bacterieziekte inderdaad de oorzaak was, wordt niet nader onderzocht: dat levert geen meerwaarde op. Om het ons gemakkelijk te maken, nam de boer een vers geschoren ram mee: tellen we nog steeds tot zeventien om te kijken of er niks is uitgebroken.
De verandering in dynamiek die ik verwachtte is uitgebleven. Van natuurlijk leiderschap is geen sprake. De wollige bolletjes trekken zich niks aan van de kale bal. Hij heeft vast een aantal seksbuddy’s, maar dat blijft voor ons verborgen. Waarom zou je daar ook over mekkeren?