Frankrijk was in onze herinnering een land waar je onbezorgd kunt fietsen, over voormalige spoorlijnen, langs kanalen en over kleine, weinig bereden weggetjes, vergelijkbaar met onze eigen Horstweg, Zo ontstond het idee om na de Moezelfietsroute richting de Belgische kust te rijden. Het enige aandachtspunt leek een begaanbare weg te vinden van Metz naar Verdun. Uit de geschiedenis hadden we kunnen leren dat daar eerder al mensen waren gestrand. Maar vergeleken met de rest van de route naar zee was dit zelf geplande traject achteraf appeltje, eitje. Afgezien van de vele tekenen van zinloze oorlogsslachtoffers onderweg. Vereerd als helden, gezien als getuigen voor vrede, in historisch ongekende aantallen: er lijkt in die tijd niets bereikt.
Fietsen is in Frankrijk een sport, geen recreatieve bezigheid zoals in Duitsland of Nederland, waar de gemotoriseerde vrijetijdsfietsers de paden en lanen veroveren in aantallen die je het zicht op de omgeving soms benemen. ’Trekkies‘ die met hun tijdelijke huishouding op de fiets rondreizen, zie je bijna niet meer. Op campings is de enige tent die nog terrein wint de daktent, meestal op auto’s met een omvang waar je niet omheen kunt kijken. In steden kun je makkelijker terecht met een kampeermiddel met koelkast, cruise control en satelietontvanger, dan met een tentje dat een klein stukje onverharde ondergrond vraagt. Logisch ook, wij hebben geen douche en toilet aan boord. Anderzijds is er op de veelal gemeentelijke campings voor de zot in Frankrijk volop ruimte. Waar de Nederlander met brede bak en dubbelassige caravan verbolgen en een tikje agressief het ’non‘ van de receptie moet incasseren, is er voor de rijwielende passant altijd plaats.

Fransen doen ook heus hun best om voies vertes (groene wegen) voor de fietsende medemens aan te leggen. Soms letterlijk groen geverfd. Maar het probleem is dat het nogal fragmentarisch is. Soms ligt er een zandpad of paadje langs een drukke weg. Of dat meetelt als fietspad, zoals in Duitsland, hebben we niet kunnen ontdekken: meestal staat het niet als zodanig op de overigens informatieve digitale kaart.
Kom je op een prachtig aangelegd fietspad, staat er opeens een bord dat je over een kilometer - op straffe van een boete - niet verder mag, omdat daar een rijksweg ligt, die te gevaarlijk is om over te steken. Hoe je dán aan de andere kant van die weg komt, is niet aangegeven en de kaart biedt geen oplossingen die minder dan een paar uur extra kosten. Bij de weg aangekomen, ligt er een flinke hoop zand, waar mountainbikers met genoegen een aanloopje nemen. Wij zien geen andere oplossing dan de fietsen er overheen te sleuren en de weg op een veilig moment over te steken. Britse toerfietsers vragen of we daadwerkelijk overgestoken zijn: zij zagen ervan af en dat snappen we. Maar waarom leg je een doorlopend fietspad aan waar je dan vervolgens niet doorlopend op mag? Het is niet dat die rijksweg er nog niet lag of dat het ingewikkeld is om er een (fiets)brug overheen te bouwen. Was fietsen een evenement geweest, dan had die (tijdelijke) brug er natuurlijk allang gelegen.
Het kan ook gebeuren dat een fietspad opeens ophoudt of overgaat in door gras overwoekerd asfalt en een ’stopbord‘ op fietshoogte - bij een rotonde waar auto’s met een snelheid van 100 km/u aan komen sjezen. Die durven we niet op. Dan maar een paar kilometer omfietsen. De rotonde is trouwens ook in de stad een plek om abrupt met het fietspad te stoppen. Als het een beetje ingewikkeld wordt, moet je het maar uitzoeken als fietser. Omgekeerd kun je na een drukke en inspannende stedelijke route opeens op een fietsstrook terecht komen waarvan je dan denkt ’oké, hier kan het wel zonder‘. Onze fietsgids langs een deel van de frontlinie van de Eerste Wereldoorlog beloofde een voor fietsers over het algemeen goed begaanbare route. Gezien de staat van de groene wegen en met meer dan 3500 hoogtemeters voor dit traject, denken we bij nader inzien dat God in Frankrijk geen vakantiefietsers had voorzien.