Henry Purcell en zijn tijd kennisbeurs 11 februari 2025
Lijstje met Engelse koningen :
Hendrik VIII (1509-1547) – Edward VI (1547-1553)—Mary I (1553-1558)—Elisabeth I (1558-1603)—James I (1603-1625)—Charles I (1625-1649)—Charles II(1660-1685)—James II (1685-1688)—Mary II (1689-1694)—Willem III (1689-1702)—Anne (1702-1714) ----- (dit zijn regeringsjaren)
In Engeland begon de tijd van de restauratie na de dood van Oliver Cromwell (1658) onder koning Charles II. Het was reeds een land van sterke tradities en grote tegenstellingen tussen arm (zéér arm) en rijk (zéér rijk). Let wel : in de 17de eeuw was de lage adel redelijk onvermogend of zelfs arm en het algemeen cultureel niveau, ook bij de rijken, was eerder laag.
Uiteraard had Engeland ook een muziektraditie, beperkt verspreid, met handschriften die teruggaan tot het jaar 1100 ! In Oxford was er reeds een leerstoel muziek vanaf de 9de eeuw.
Bij de oudere componisten noteren we vooral John Dunstable (1370-1453) wiens werk aansloot bij de Franse stijl van toen (de Ars Nova). Hij componeerde vooral kerkmuziek. Zijn bijdrage tot meerstemmigheid was belangrijk voor de Vlaamse componisten : ‘I Fiaminghi (1400-1600). Het was de start voor nieuwe ontwikkelingen en een stijgende kwaliteit van de muziek. In Engeland was er een toevloed van Zuid- en Noord Nederlanders toen Alva landvoogd werd (1567) Hun muzikale inbreng was ver strekkend. Enkele namen uit die tijd : William Shakespeare (1564-1616), Queen Elisabeth I (1558-1603), Isaac Newton (1642-1727) en een reeks componisten : John Dowland (1562-1626) – John Bull (1563-1628)—Orlando Gibbons (1583-1625)—John Blow (1649-1708)—Matthew Locke ( 1621-1677) en dan Henry Purcell (1659-1695).
Henry Purcell (1659-1695)
Henry werd opgenomen bij zijn oom Thomas in 1664 toen zijn vader overleed. Thomas was ‘Gentleman of the Chapel Royal’ en ‘Musician in Ordinary for lute and voice’ en later (1672) ‘Master of the Corporation of Musique in Westminster’. Connecties waren zeer belangrijk in die tijd, ook voor Henry Purcell via zijn oom.
Van Henry kunnen we zeggen dat zijn privé leven afgeschermd bleef van zijn muzikale loopbaan. Bij gevolg is er weinig of niets van bekend. Wel dat hij gehuwd was en 6 kinderen had. Purcell was een vakman die zijn werk zo goed mogelijk deed en volop tegemoet kwam aan de eisen en wensen van zijn werkgevers. Hij had helemaal geen ‘sterallures’ maar was door allen hogelijk ingeschat en erg geapprecieerd omwille van zijn uitzonderlijk talent en werkkracht.
Purcell kwam één generatie voor J.S.Bach (1685-1750) en G.F.Händel (1685-1759).
In 1669, 10 jaar oud (of : jong) zette Henry zijn eerste stap in het grote muziekleven. Hij wordt koorzanger (van de 12 jongens) in de Chapel Royal. Hij bleef dit tot zijn stem wijzigde (1673). John Blow werd zijn leermeester. In die periode was Blow de centrale figuur van de muziek in Engeland. Henry studeerde ijverig bij hem en begon te componeren. Hij zou zijn loopbaan stelselmatig opbouwen door steeds nieuwe en beter verloonde benoemingen te bekomen.
Zo werd hij in 1673 aangesteld als leerjongen stemmer en onderhouder van instrumenten onder leiding van ene John Hingston die hij later (1683) opvolgde.
Henry verdiende ook bij als kopiist per opdracht.
Een volgende stap was de opvolging in 1677 van Matthew Locke als ‘Composer of the wind music and for the viols’ in dienst van Charles II. Deze koning had zekere ‘Trumpiaanse’ trekjes die zijn ‘”court’ modelleerde op het Franse hof van Lodewijk XIV (regeerde van 1643 tot 1715) en dus ook een eigen orkest moest hebben. Het land werd verdeeld door de ‘stichting’ van de partijen : Whigs (anti- royalistisch) en Tories (de ‘hofpartij’) die nu nog steeds bestaan. Purcell schreef een ode bij het overlijden van Matthew Locke : “Ode to the death of his Worthy Friend, Mr.Matthew Locke, music composer in ordinary to his Majesty, and organist of Her Majesties Chapel, who died in August 1677”.
Henry Purcell deed niet aan politiek ; hij kon voor de opeenvolgende koningen werken. Daardoor kon hij ook ‘beschikken’ over de 24 violen van de koning en zijn eigen composities horen. Een volgende stap was zijn benoeming tot organist (bijkomende functie) van Westminster Abbey. Hij volgde er John Blow op. Er werd gezegd dat Blow vrijwillig afstand deed van deze functie uit bewondering voor zijn leerling ! Wie weet of dit waar is. Voor Purcell bracht dit mee dat hij nog meer kerkmuziek moest componeren.
Het componeren verging Purcell zeer goed en hij kon het snel. Hij had nog tijd over(!) zodat hij meer en meer belangstelling ging tonen voor toneelwerk. Voor het theater schreef hij dan maar suites van toneelmuziek en een aantal opera’s. Deze opera’s zijn niet op Italiaans model gemaakt, zodat sommigen het ‘semi-opera’s noemen. Zijn grootste succes in dit genre is de ‘opera’ Dido and Aeneas.
Weeral een verbetering was de aanstelling tot organist van de Chapel Royal in 1682.
Tijdens de regering van Charles II waren er veel complotten en werden er veel terechtstellingen – ook zonder proces – uitgevoerd. Uiteindelijk kon Charles II de toestand toch onder controle krijgen door het parlement monddood te maken. Na 25 jaar op de troon gezeten te hebben volgde James II Karel II op in 1685. Purcell had een nieuwe baas, en hij werkte even hard als tevoren. Maar James II had toch minder belangstelling voor de muziek dan zijn voorganger. Grote momenten moesten evenwel nog gevierd worden en de nodige luister bijgezet. De betalingen aan de muzikanten en componisten bleken niet te volgen ; er was geen staking, maar de activiteiten verminderden zienderogen.
James II regeerde slechts bijna vier jaar. Hij werd opgevolgd door ‘Queen Mary II’ die gehuwd was met Willem III van Oranje. Zij was grootmoedig door Willem de titel van Koning-gemaal te laten dragen. Hun aantreden was eigenlijk een staatsgreep en James II vluchtte naar Frankrijk.
Willem III was een heerser die geen muziek nodig had. Mary II zou er echter voor zorgen dat er buiten het hof een redelijke activiteit over bleef. Ongelukkig overleed Mary II tijdens de pokkenepidemie in 1694. Willem III bleef koning tot 1702. Hij werd opgevolgd door ‘Queen Anne’.
1695 was het sterfjaar van Henry Purcell. Hij voelde zich al een tijdje ziek en besloot zijn testament te schrijven. Dezelfde dag nog overleed hij. Hij kreeg een bijna staatsbegrafenis – men speelde dezelfde muziek als bij de begrafenis van Queen Mary II en zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in Westminster Abbey, kort bij het orgel dat hij zo lang bespeeld had.
Purcell wordt nu nog beschouwd als Engeland’s belangrijkste componist. Zijn bijnaam werd ‘Orpheus Britannicus’. Hij liet zowat 800 werken na (gerangschikt door Mr. Zimmerman – vandaar de Z nummers).
De muziek van Purcell lijkt gebonden te zijn aan Engeland. Uitvoeringen van zijn werk buiten het eiland zijn relatief zeldzaam. Het is daardoor dat we weinig van zijn werken kennen. Veel is trouwens gelegenheidswerk zoals de Anthems, de Odes en de Welcome songs. Uiteraard heeft hij kamermuziekwerken gecomponeerd – zowat 200 en ook nog een 200 tal ernstige liederen plus 50 ‘café-liedjes’. 7 opera’s en 43 keren muziek bij toneelstukken. Voor de kerk : Hymns, Sacred songs en Services.
Wat moeten we zeker horen van Purcell ?
Er zijn liederen zoals : ‘Sweeter than roses’ ; ‘O let me weep’ ; ‘Music fot a while’ Z 583
Koren zoals ‘Nymphs and Shepherds’ (Z 600) – er zijn er veel prachtige !
Uit opera’s : Dido’s Lament ; Uit ‘The Indian Queen ‘They tell us…
‘Music for the funeral of Queen Mary Z 860 – hieruit werd een deel uitgevoerd op de begrafenis van Queen Elisabeth II.
Vergeten we de trompet voluntary’s (Z 718 …) niet en de sonate Z 850 voor trompet en strijkers. De suites incidentele muziek voor het theater mogen niet ontbreken (bv : The Gordion knot unty’d Z 597 .) of ‘Theodosius Z 606.
Na Purcell kwam G.F.Händel (1715) en werd in Engeland de muziek een zaak van buitenlandse artiesten tot midden 19de eeuw. De eigen componisten waren blijkbaar niet van eerste rang.
Nota’s : Karel Van Eycken