De tulpenmanie in de 17e eeuw is een voorbeeld van overwaardering. Er ontstond een bloeiende handel, die na enkele jaren pardoes in elkaar zakte. Er zijn allerlei mogelijke verklaringen voor de opkomende belangstelling en de ineenstorting van de markt voor tulpen. Achteraf kun je makkelijk denken dat het voor de hand lag dat zo’n natuurproduct achteruit zou gaan in kwaliteit, maar misschien was verrotting niet het probleem.
Mijn belangstelling ging uit naar de vraag wat er was vóór de hausse. En dan kom ik uit op een productieproces waarbij het kweken van een tulp uit zaad vijf tot zeven jaar in beslag neemt. Echt iets voor specialisten. Wie het lumineuze én lucratieve idee bedacht om de tulpenbol uit de grond te halen, is mij niet bekend. Een tulpenbol die bovendien al had gebloeid, zodat je wist wat je kocht, in een tijdperk zonder bijgevoegde labels met voorbeeldfoto’s. Die bol was een verrassende vernieuwing in de periode voorafgaand aan de tulpengekte: maar gek genoeg moet je zoeken naar deze productietechnische innovatie als aanleiding van de bollenrazernij. Met als bonus dat iedereen ineens eenvoudig tulpen kon produceren. Maar nu dwaal ik af.
Een zaal vol mensen die zich inzetten om de Achterhoek toeristisch op de kaart te zetten, voor de helft gevuld met communicatiedeskundigen. Ze hebben functies als initiatiefnemer, contentmanager, verbindingsschakel, corporate communicatie expert en marketingcommunicatiespecialist. Dat laatste zou een hoge woordwaarde hebben als het op een scrabblebord zou passen. Zij zijn er om elkaar te ontmoeten en kennis op te doen over ’ChatGPT jouw digitale assistent.‘
Praktijkervaring met deze assistent blijkt volop aanwezig. Ze zetten graag AI in voor mails, brieven, plannen en voor suggesties en ideeën. Vaak doen ze dat bewust, maar tijdens de bijeenkomst blijkt ook dat er ’onbewuste’ gebruikers zijn. Tekstproducenten die per ongeluk op een blauwpaars cirkeltje klikken in een sociale media-app of die niet zien dat hun zoekopdracht een AI opdracht is geworden. Of krijg je inmiddels wat je van een AI assistent verwacht met de mededeling ‘je abonnement is slimmer geworden?’
Op de vraag ‘Wie denkt dat z’n werk zal worden overgenomen door AI?’ steek ik mijn hand op.
’Wat doe je voor werk?‘
’Ik ben schrijver.‘
Na een korte stilte vervolgt de spreker: ’We gebruiken natuurlijk ook geen stoommachines meer.‘ Sommige van de aanwezigen werpen me een begripvolle blik toe. Zij hebben niks te vrezen van AI als handig hulpmiddel. Hoewel het grootste deel van hun productie bestaat uit woorden en zinnen, nemen zij hun vakkennis mee. De mijne bleef onbenoemd.
Niet onbenoemd bleven enkele twijfels, zoals het gebruik van andermans teksten, de gevolgen voor de arbeidsmarkt en de (on)duurzaamheid van AI. Het antwoord dat toereikend was op deze vragen: ’Dat is een andere discussie, die hier buiten valt.‘ Het klonk als een onopgemerkte oplossing voor alle meer of minder urgente morele dilemma’s rond AI.
Als productietechnicus bleef ik zitten met een uiteindelijk maar niet-gestelde vraag: ‘Helpt het ook om productiever te worden?’ Toen ik daar tijdens mijn studie een klein overzoek naar deed, bleek de meetbare productiviteitsverhoging door ICT gering. Er kwam vooral heel veel (management)informatie beschikbaar waar degene die zich inspande om de nieuwe software te leren gebruiken beperkt voordeel van had. Kunstmatige intelligentie kan ongetwijfeld productiviteitsverhogend worden ingezet, maar vooralsnog werk je waarschijnlijk gratis aan het verbeteren van AI. Hoe AI bedrijven dat voor elkaar krijgen is door Lieven Scheire fraai op een rij gezet.
Ik suggereer niet dat er een geschiedenisles gaat ontstaan met als titel ‘AI-gekte’, ‘innovatieziekte’ of ‘dwaze kunstmatige intelligentie handel’. Op korte termijn verwacht ik eerder een lesje ‘internetwoede’ of ‘kunstmatige intelligentie-storm’ als je je door de rijstebrijberg informatie ploetert op weg naar luilekkerland.