Broeders en zusters
Welkom in deze Eucharistieviering. Weliswaar niet de laatste viering in deze kerk, maar wel de laatste kerstviering, en daarom voor ons allemaal een emotioneel moment.
Het is goed dat we hier samen zijn, ook al kunnen we wegens de coronaregels er niet met zoveel mensen zijn als we zouden willen. Vandaag horen wij in het evangelie niet het gebruikelijke kerstverhaal, maar een bijzondere tekst, een meer beschouwend en dichterlijk 'kerstverhaal' , waarin Jezus het WOORD van God genoemd wordt. Het Woord dat er al in den beginne was, dat hemel en aarde schiep, het Woord waarmee het Joodse volk geleefd heeft in alle hoogte en dieptepunten van zijn geschiedenis, vanaf het begin van het Oude Testament tot nu toe.
We kunnen ons laten inspireren door de gelovige trouw van het Joodse volk aan het Woord van God door de geschiedenis heen. Zij hebben ermee gezworven door de woestijn, een tempel ervoor gebouwd, die later werd afgebroken, weer werd opgebouwd, weer afgebroken.
Verstrooiing en ballingschap hebben zij meegemaakt, maar zij bleven bij het Woord van God, en God bleef door Zijn Woord bij hen.
Ook wij maken nu onzekere tijden door wat betreft de kerk en onze 'tempel', ons kerkgebouw. Laten we een voorbeeld nemen aan de trouw van Joodse volk en erop vertrouwen dat God ook met ons meetrekt door Zijn Woord wat er ook gebeurt.
Op Kerstmis vieren wij dat Gods woord mens is geworden in Jezus, het Woord Gods werd vlees en bloed. Wij zijn geroepen om door ons doen en laten ook Gods woord waar te maken, vlees en bloed. Laten wij, voor zover wij daarin tekort zijn geschoten, na enkele moment van inkeer,
vragen om vergeving en ontferming |