De intelligente, jonge Augustinus vindt de godsdienst van zijn moeder maar dwaasheid. Ervan overtuigd dat zijn superieure intellect hem zal leiden, glipt hij weg uit zijn huis en waagt zich aan een nieuwe leven in de stad Rome. Al snel neemt Augustinus een belangrijke positie in als ′de stem van de keizer′, een positie die gepaard gaat met het luxueuze leven dat hij altijd al wilde. Als het keizerrijk de christelijke basiliek besluit over te nemen, bereidt Augustinus zich voor op de toespraak van zijn leven, een toespraak die de toenemende invloed van het christelijk geloof zal vertragen. Met zijn godvruchtige moeder en de onwrikbare bisschop Ambrosius aan de ene kant en de soldaten van het keizerrijk aan de andere kant, moet Augustinus een beslissing nemen wie hij zal dienen.