Elk voorjaar geeft weer de kriebels. De duizend tinten groen refereren aan de vijftig tinten grijs, maar dan real time, spannend en tintelend. We spreken over de eetbare tuin, de geneeskrachtige tuin, de speeltuin, de stinzentuin en vanaf nu ook over de sexy tuin. Als we met een tuinontwerp bezig zijn adviseren we vaak om armere grond te verrijken met goede tuinaarde. “Geile Grond” wordt dat bij de kwekers wel genoemd. Een mooi begrip, niet alleen vanwege de alliteratie maar vooral omdat het precies doet wat het suggereert. De planten schieten omhoog. Als ik nu door de tuin loop zit dat begrip voor in mijn gedachten. De dysosma’s, de podophyllums, de disporums, de polygonatums komen hitsig op. “Geile grond” denk ik dan. Direct naast de dysosma’s staan een prachtige pol Helleborus orientalis en verderop de Frittillaria raddeana met opwaaiende lenterokjes onwaarschijnlijk te flirten. De buishyacintjes (Puschkinia libanotis) en de grote sneeuwroem (Chionodoxa luciliae) vormen aantrekkelijke matrassen en de stengelloze sleutelbloemen (Primula vulgaris) voegen daar onnoemelijk veel kussentjes aan toe. Dit alles onder de bedwelmende geur van vroegbloeiende heesters, zoals toverhazelaar, peperboompje en witte forsythia. Een plek om te gaan liggen met iemand naast je, om precies te zijn jij. (vrij naar Rutger Kopland).
De Kleine Plantage: Het Geluk Van Een Tuin.
PROGRAMMA ZATERDAG EN ZONDAG