De
voortschrijdende techniek lijkt mijn negatieve gebruik van verpixelen
overbodig te maken. Want ja, schier oneindig is het aantal beeldpunten
en mogelijkheden. De hoeveelheid onderscheiden beeldschermkleuren heeft
een opmars van tweehonderdzesenvijftig naar miljoenen doorgemaakt. Een
aantal waar de woordenschat voor het beschrijven van al die kleuren
allang uitgeput is. Dacht ik nog dat ik een leuke kleurennaam had
onthouden van vroeger, blijkt ‘Tahiti hemelsblauw’ helemaal niet te
bestaan als kleurennaam, wel allerlei andere kleurvarianten met het
exotische Tahiti erin overigens.
Daar komt
bij, dat al die kleuren die wel van een naam zijn voorzien, keurig
digitaal gedefinieerd zijn, soms zelfs in meerdere kleursystemen. Het
suggereert een precisie die het oog niet aankan. En het kan knap
hinderlijk zijn wanneer je geen idee hebt in welk deel van het spectrum
je RGB 102-0-102 moet zoeken. RGB staat voor Red, Green, Blue. Als je
dat weet, is het al wat makkelijker te snappen dat het een paarse tint
is. Hoe paars wil je het hebben? Kan je brein de kwestie van het simpel
verhogen of verlagen van die cijfertjes wel aan? En met de notie dat de
kleuren ‘in het echt’ af kunnen wijken van die op het scherm.
Mijn
bezwaar tegen het verpixelen is de algehele digitale benadering, waarbij
ik het benauwd krijg van de meten-is-weten-doctrine (iedereen kent dat
woord nu). Het is het onomkeerbare gemis aan zachte pluizigheid van al
die verpixelde pixels!